Het Preventieprogramma van ZonMw bestaat twintig jaar. De kersverse voorzitter van de centrale commissie van het programma, Henk Garretsen, blikt terug en kijkt vooruit.
Het is het langstlopende programma van ZonMw. Sterker nog, het eerste Preventieprogramma was al aardig op dreef toen ZonMw nog moest ontstaan – in 2001 – uit haar voorgangers ZorgOnderzoek Nederland (ZON) en NWO Medische Wetenschappen. Garretsen: ‘Het eerste Preventieprogramma kwam voort uit een advies van de Raad voor Gezondheidsonderzoek in 1996 om preventieonderzoek in Nederland meer programmatisch aan te pakken. Dit advies viel ongeveer samen met de oprichting van ZON als organisatie. Daarin werden diverse geldstromen voor onderzoek gebundeld die voorheen vanuit verschillende directies van het ministerie van VWS, het Praeventiefonds en de Ziekenfondsraad kwamen.’ In 1998 ging ZON daadwerkelijk aan de slag met de programmering van preventieonderzoek en de financiering van projecten
Twintig jaar Preventieprogramma
In 2019 besteedt ZonMw extra aandacht aan de impact van het Preventieprogramma, vanwege het twintigjarig bestaan ervan. Zo nam staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 24 juni de publicatie 20 jaar preventie bij ZonMw in ontvangst. Dit boekje geeft een beeld van de onderzoeksresultaten die het Preventieprogramma heeft opgeleverd en van hun uitwerking in de praktijk. Startpunt van de jubileumactiviteiten was het Nederlands Congres Volksgezondheid op 11 april, waar ZonMw stilstond bij lessen voor de toekomst.
Kenmerkend voor de preventieprogramma’s is dat deze ‘in samenhang, doelmatig en volgens heldere procedures worden gefinancierd’, zoals het in de eerste programmatekst staat geformuleerd. ‘Dat is tot op de dag van vandaag de sterkte van het Preventieprogramma’, vindt Garretsen. ‘De toekenning van onderzoeksgelden verloopt via transparante procedures en onder toeziend oog van commissies en referenten. Dat is een groot goed en een verbetering ten opzichte van de wijze waarop deze gelden vóór het Preventieprogramma werden toegekend.’
Een ander belangrijk kenmerk van het Preventieprogramma vindt Garretsen de brede aanpak. Naast de uitvoering van onderzoek is er steeds meer aandacht gekomen voor implementatie van kennis in de praktijk, het wetenschappelijk onderbouwen van preventieactiviteiten en innovatie. ‘Dat draagt eraan bij dat het ontwikkelen van nieuwe kennis uiteindelijk ook leidt tot concrete verbeteringen in de praktijk. Ik denk dat de achtereenvolgende preventieprogramma’s zo bijzonder waardevol zijn geweest.’
Daarnaast is er bij het ontwerpen van de programma’s steeds nauw aangesloten bij reeds bestaande inventarisaties van de stand van de gezondheid in Nederland. Garretsen: ‘Bij de eerste vijf preventieprogramma’s is daarbij vooral gekeken naar de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen van het RIVM. Voor het zesde Preventieprogramma, dat dit jaar van start is gegaan, zijn daar nog de NWA Kennisagenda Preventie, het Nationaal Preventieakkoord en het Nationaal Programma Preventie bij gekomen. Deze bronnen bepalen mede welke prioriteiten gesteld moeten worden in de verschillende lijnen van dit Preventieprogramma 2019-2022. Dat wil zeggen dat de thema’s die hierin worden aangeduid als prioriteiten, meegenomen worden bij de concrete invulling van de grote programmalijnen. Door aansluiting te zoeken bij deze thema’s ontstaat er ook bredere steun voor het Preventieprogramma.’
‘Door veranderingen in de maatschappij en onze leefomgeving zullen er steeds weer nieuwe vragen opduiken’
Onderwerpen die op basis hiervan in het zesde Preventieprogramma prominent aandacht krijgen, zijn bijvoorbeeld kennisbenutting en implementeren binnen gemeenten, innovatie in aangrijpingspunten voor preventie, samenwerkingsvormen en onderzoeksmethoden, en effectiviteitsonderzoek naar bijvoorbeeld integraal werken. Op dit moment staat bijvoorbeeld een subsidieoproep open rond de (kosten)effectiviteit en implementatie van leefstijlgeneeskunde: onderzoek naar, en toepassing van, leefstijladviezen in de curatieve gezondheidszorg.
Na vijf preventieprogramma’s – drie zijn helemaal afgesloten en geëvalueerd, twee leveren momenteel nog uitkomsten op – kijkt Garretsen positief terug op de resultaten tot nu toe. ‘Naast de nieuwe kennis over heel concrete gezondheidsvragen die uit de vele onderzoeksprojecten is gekomen, heeft het Preventieprogramma ook geleid tot de ontwikkeling van een infrastructuur die onderzoek, beleid en zorgpraktijk dicht bij elkaar brengt. Met name wil ik daarbij de zogeheten Academische Werkplaatsen Publieke Gezondheid noemen. Die hebben ertoe geleid dat concrete vragen van mensen uit de praktijk, bijvoorbeeld GGD’s, patiëntenverenigingen of huisartsen, of vragen vanuit bijvoorbeeld gemeenten, snel terechtkomen bij onderzoekers. Hierdoor weten de onderzoekers op welke kennis de praktijk en het beleid zitten te wachten. Anderzijds is de eindgebruiker van de nieuwe kennis vanaf begin af aan zelf betrokken bij het onderzoek. Deze aanpak, co-creatie, bevordert de daadwerkelijke implementatie van de uiteindelijke bevindingen van het onderzoek in de dagelijkse praktijk en het beleid.’
Daarnaast heeft de infrastructuur van het Preventieprogramma zelf een positief effect, zegt Garretsen. ‘Onderzoek over een bepaald thema vindt niet meer geïsoleerd of versnipperd plaats, maar wordt binnen een programma gebundeld. Dat voorkomt overlap en hiaten, waardoor het onderzoeksgeld zo effectief mogelijk kan worden ingezet. Ook komen binnen zo’n programma alle betrokkenen, zowel wetenschappers als praktijk- en beleidsmensen, elkaar regelmatig tegen. Dat bevordert de uitwisseling van kennis en ideeën. Ook dat is een belangrijke, en vooral ook langdurige, opbrengst van het Preventieprogramma. De samenwerking gaat vaak langer door dan de duur van het feitelijke onderzoeksprogramma.’
Na twintig jaar is het Preventieprogramma inmiddels een stevige merknaam, concludeert Garretsen. ‘De subsidieoproepen voor de eerste projecten binnen het zesde Preventieprogramma zijn inmiddels uitgezet. Ik verwacht dat ook dit programma weer mooie nieuwe kennis zal opleveren en de implementatie van diverse gezondheidsbevorderende interventies. Maar het is natuurlijk nooit af. Er zullen, mede als gevolg van veranderingen in de maatschappij en onze leefomgeving, steeds weer nieuwe vragen opduiken. Een zilveren jubileum van het Preventieprogramma zal er waarschijnlijk ook wel komen.’
Auteur: Marten Dooper
Fotograaf: Studio Oostrum
Publicatiedatum: 26 juli 2019