Veel wetenschappers werken enige tijd in den vreemde. Wat valt ze daar op? Deze keer: Roderik Kortlever, postdoc bij de afdeling biochemie van de Universiteit van Cambridge, Verenigd Koninkrijk.
‘Ik werk aan de biologie van kanker en in het bijzonder aan het gen Myc dat een sleutelrol speelt bij veel kankersoorten. Van Myc is bekend dat het samen met KRas, een ander oncogen, cellen kan transformeren tot kankercellen. Ik wil erachter komen hoe deze twee genen samenwerken. Het lab waar ik werk heeft vernuftige muismodellen ontwikkeld die genetisch zo zijn gemanipuleerd dat we precies kunnen uitzoeken hoe Myc en KRas functioneren tijdens het ontstaan van longkanker en borstkanker. Onlangs hebben wij aangetoond dat Myc in staat is lokaal het afweersysteem lam te leggen. Hij jaagt de afweercellen weg die essentieel zijn voor de strijd tegen een tumor (T-, B- en NK-cellen) en tegelijkertijd weet hij een ander type afweercel, de macrofaag, naar zijn eigen hand te zetten. Myc zorgt ervoor dat macrofagen de tumor beter helpen doorbloeden waardoor de kanker floreert. Ons onderzoek is afgelopen november gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Cell en is bijzonder omdat het laat zien dat een tumor direct het gevolg kan zijn van het lamleggen van het afweersysteem door één gen. En dus niet, zoals tot nu toe is aangenomen, door een voortdurende actie-reactie tussen het afweersysteem en een constant muterende tumor.’
‘Na mijn promotie aan het Nederlands Kanker Instituut wilde ik naar het buitenland om andere wetenschapsculturen te leren kennen. Ik ben naar professor Gerard Evan in San Francisco (VS) gegaan, omdat hij bekendstaat om zijn specifieke muizenmodellen en gedetailleerde studies naar biochemische kankermechanismen. Na vier jaar in de VS ben ik in 2012 met professor Evan meegegaan naar de Universiteit van Cambridge waar hij hoofd biochemie werd.’
‘Bij het Nederlands Kanker Instituut waren de lijnen tussen leidinggevenden en collega’s ongelooflijk kort. Dat komt ook doordat onderzoek en ziekenhuis daar dicht bij elkaar zitten. In de VS en Engeland zijn wetenschappers veel individualistischer bezig. Daar word je zelfstandiger en onafhankelijker van, maar tegelijkertijd is het veel lastiger iets voor elkaar te krijgen of samenwerking te creëren. Ook moet je veel meer je eigen werk bewaken. Vooral in de VS moest ik erg oppassen met wie ik wat besprak. In Engeland is dat wel een stuk minder maar de communicatie en het vertrouwen zijn stugger dan in Nederland. Dat komt wellicht ook door de kleinere schaal; als je een paar kantoren van elkaar af zit, ben je minder geneigd elkaar te belazeren.’
‘Engelsen zijn gereserveerder dan Nederlanders maar als je ze leert kennen en ze eenmaal zijn ontdooid, dan zijn het heel hartelijke mensen. Wel merk ik veel meer klassenverschil in de dagelijkse omgang. Op het werk valt het mij op dat collega’s uit betere families echt neerkijken op collega’s van een lagere klasse. Je merkt het ook op straat aan de kleding van mensen. Daaraan kan je meteen zien van welke klasse iemand is. Het lijkt alsof de klassen langs elkaar heen leven of niet met elkaar durven omgaan. Als Nederlander, opgegroeid in een kostwinnersgezin, ben ik dit niet gewend en heb ik mijn afkomst nooit ervaren als een hindernis, noch als belangrijk.’
‘Ik sluit niks uit maar voorlopig ben ik het niet van plan. Soms voel ik de verantwoordelijkheid om mijn kennis terug naar Nederland te brengen, maar Wanderlust duwt mij momenteel meer richting Noord-Amerika of Australië, ook omdat daar voor mij goede carrièremogelijkheden zijn.
Auteur: Chrétienne Vuijst
Foto: Roderik Kortlever