Jongeren die delicten plegen veroorzaken problemen, maar hebben die ook zelf. De Academische Werkplaats Forensische Zorg voor Jeugd heeft bijgedragen aan betere zorg voor deze groep. Op 23 november 2017 ontving zij daarvoor een ZonMw-Parel.

Meer informatie

Jongeren die in aanraking zijn gekomen met justitie een positief toekomstperspectief geven en recidive voorkomen. Dat was het doel van de Academische Werkplaats Forensische Zorg voor Jeugd (AWFZJ). De werkplaats heeft dat doel dichterbij gebracht met een goed functionerende kennisinfrastructuur, die via praktijkgestuurd onderzoek veel concrete tools voor de praktijk heeft opgeleverd. Ze kreeg er een Parel van ZonMw voor.

Niet alleen opsluiten

De ambitie reikt intussen verder. De doelgroep is verbreed naar risicojeugd binnen én buiten justitiële jeugdinstellingen. Een mooi voorbeeld van die verbreding is te zien in Amsterdam, waar detentie en preventie hand in hand gaan. Flora de Groot, programmamanager Detentie & Terugkeer bij de gemeente: ‘Bij jongeren die in detentie komen – in Amsterdam zo’n 250 per jaar – is echt wel wat aan de hand. Maar het is ook een groep risicojongeren waar je veel mee kunt. Mits je meer doet dan ze alleen maar opsluiten.’ 

Preventief handelen

De meesten – zo’n 90 procent van de jongeren in detentie – zitten overigens in preventieve hechtenis. Ze zijn dus strikt genomen alleen nog maar verdacht van een delict. En ze krijgen ook niet per se een vrijheidsstraf opgelegd. Toch is het bij alle jongeren in detentie van belang dat je zoveel mogelijk preventief handelt, benadrukt De Groot. ‘Dat doen wij sinds 2016 in een kleinschalige voorziening, middenin een wijk.’ 

Korte lijnen doorgeknipt

Voor Amsterdam was er een urgente aanleiding om de voorziening op te zetten. Tot 2015 had de stad nog een justitiële jeugdinrichting (JJI), maar in een landelijke bezuinigingsronde werd die gesloten. De jongeren moesten voortaan naar een JJI in Lelystad of Sassenheim. De Groot: ‘Hulpverleners en bijvoorbeeld medewerkers van de jeugdreclassering, konden voorheen gewoon op de fiets naar hun cliënt. De sluiting maakte het zo noodzakelijke intensieve contact een stuk lastiger. Maar misschien nog belangrijker: jongeren raakten afgesloten van hun eigen omgeving. Terwijl wij er juist van overtuigd zijn dat je jongeren al tijdens hun detentie moet ondersteunen om hun leven weer te kunnen oppakken. Dan is het cruciaal ook het gezin erbij te betrekken en jongeren zoveel mogelijk hun gewone leven te laten voortzetten, in hun eigen stad.’

‘Toegepast onderzoek geeft je overtuigende argumenten om justitie mee te krijgen’ 

Na een intensieve voorbereidingstijd – en in samenwerking met het ministerie van Justitie en Veiligheid en Amsterdamse straf- en zorgpartners – startte een jaar geleden in Geuzenveld de kleinschalige voorziening. Jongeren verblijven daar alleen ’s nachts, zodat ze bijvoorbeeld hun opleiding kunnen voortzetten of overdag naar hun werk kunnen. De Groot: ‘We gaan meteen met ze aan de slag, met een op maat gemaakt plan om terugval te voorkomen. We proberen de beschermende factoren te versterken en zetten daarbij het netwerk in. Dus ook de ouders of eventueel een broer of een oom.’ 

Onafhankelijke partner

Al vanaf het begin heeft Amsterdam bij de opzet de AWFZJ betrokken. De Groot: ‘Ik kende de werkplaats al eerder. Ik heb zelf ook een achtergrond als onderzoeker en vind het belangrijk om op te trekken met een onafhankelijke partner die een grondige wetenschappelijke kennis heeft van deze groep. Wat werkt en wat niet? Hoe kun je een preventieve aanpak structureel vormgeven en de praktijkmensen laten werken met goed onderbouwde methodieken?’

Revolutionaire verandering

Eva Mulder is coördinator van de academische werkplaats. Ze karakteriseert de Amsterdamse aanpak als een ‘revolutionaire verandering in het justitiële jeugdveld’. Onder meer vanwege de sterke inzet op preventie en resocialisatie binnen de wijk, waarvoor ook een heel ander beveiligingsregime nodig is. De effecten van de kleinschalige voorziening worden met evaluatieonderzoek op de voet gevolgd, om wetenschappelijk te kunnen vaststellen of de aanpak werkt. Mulder: ‘We monitoren op verschillende niveaus. Welke jongeren komen er terecht? Hoe ziet die groep eruit? Lukt het om de doelen met deze jongeren te realiseren? Blijven ze ook na hun verblijf in de voorziening naar school gaan, bijvoorbeeld? Daarnaast interviewen we verschillende betrokkenen, zowel de ketenpartners in de stad en bij justitie, als de jongeren en hun ouders zelf. Wat zijn hun ervaringen? Wat kunnen we daarvan leren voor het vervolg?’ 

Meerwaarde onderzoek

Volgens Flora de Groot heeft de samenwerking met de academische werkplaats een duidelijke  meerwaarde. ‘Het duurt soms wel tien jaar voordat kennis uit de wetenschap echt landt in beleid en praktijk. Binnen een academische werkplaats kun je dat proces versnellen. Met toegepast onderzoek krijg ik nu al overtuigende argumenten in handen, die het belang van de kleinschalige voorziening ondersteunen.’ 

In de wijk

Het werkt vooral als blijkt dat de uitvoerders dingen voor elkaar krijgen binnen het netwerk van een jongere, licht De Groot toe. ‘Ik denk aan wat de medewerkers van Spirit vertellen, de jeugdzorgorganisatie die de kleinschalige voorziening uitvoert. Nu kunnen ze naar ouders toe stappen en zeggen: “Je zoon zit vast, maar wel in een gewoon gebouw in de wijk.” Wat vroeger vaak niet lukte, lukt nu wel: dat ouders daadwerkelijk langskomen en willen meewerken aan het plan om het leven van hun kind weer op de rit te krijgen.’

 

 

Werkplaats krijgt vervolg

De AWFZJ werd gefinancierd vanuit het ZonMw-programma Academische Werkplaatsen Jeugd. De werkplaats heeft binnen het nieuwere programma Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd een vervolg gevonden in de Academische Werkplaats Risicojeugd. Hierin worden de opbrengsten van de AWFZJ ‘vertaald naar de wijk’.


Auteur: Marc van Bijsterveldt
Foto: Bastiaan van Musscher

Naar boven
Direct naar: InhoudDirect naar: NavigatieDirect naar: Onderkant website